Begrippenlijst energielabels

Energielabel: Een document dat aangeeft hoe energiezuinig een woning is. Het energielabel loopt van A (zeer energiezuinig) tot en met G (zeer energie-onzuinig).

Energie-index: Een getal dat aangeeft hoe energiezuinig een woning is. Het getal wordt berekend op basis van onder andere de isolatie, de verwarmingsinstallatie en de ventilatie.

EPA-U: Energie Prestatie Advies voor bestaande Utiliteitsgebouwen. Een adviesrapport dat aangeeft welke maatregelen er genomen kunnen worden om een gebouw energiezuiniger te maken.

Maatwerkadvies: Een adviesrapport dat aangeeft welke maatregelen er genomen kunnen worden om een woning energiezuiniger te maken.

Labelklassen: De energielabels worden verdeeld in klassen, namelijk A, B, C, D, E, F en G.

Energiebesparende maatregelen: Maatregelen die genomen kunnen worden om een woning energiezuiniger te maken, zoals isolatie, HR++ glas, zonnepanelen, warmtepomp, etc.

Energieprestatiecoëfficiënt (EPC): Een getal dat aangeeft hoe energiezuinig een nieuwbouwwoning is. Hoe lager de EPC, hoe energiezuiniger de woning.

Zonnepanelen: Een systeem dat zonne-energie omzet in elektriciteit. Zonnepanelen kunnen bijdragen aan het verlagen van het energieverbruik van een woning.

Isolatie: Het aanbrengen van materiaal om warmte binnen te houden en kou buiten te houden. Isolatie kan bijdragen aan het verlagen van het energieverbruik van een woning.

Ventilatie: Het verversen van de lucht in een woning. Goede ventilatie is belangrijk voor een gezond binnenklimaat en kan bijdragen aan het verlagen van het energieverbruik van een woning.

Verwarmingssysteem: Het systeem dat zorgt voor de verwarming van een woning. Een energiezuinig verwarmingssysteem kan bijdragen aan het verlagen van het energieverbruik van een woning.

Warmtepomp: Een systeem dat warmte uit de buitenlucht, bodem of water haalt en deze gebruikt om een woning te verwarmen. Een warmtepomp kan bijdragen aan het verlagen van het energieverbruik van een woning.

Energielabelregistratie: Het registreren van het energielabel bij de Rijksoverheid. Dit is verplicht bij de verkoop, verhuur of oplevering van een woning.

Labelsprong: Het verschil in energielabel tussen de huidige situatie van een woning en de situatie na het nemen van energiebesparende maatregelen.

Besparingspotentieel: Het bedrag dat bespaard kan worden op de energierekening door het nemen van energiebesparende maatregelen.

Erkend deskundige: Een persoon die bevoegd is om energielabels en energieprestatieadviezen op te stellen.

Labelverbetering: Het verbeteren van het energielabel van een woning door het nemen van energiebesparende maatregelen.

Subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH): Een subsidie van de overheid voor woningeigenaren die energiebesparende maatregelen nemen in hun woning.

Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE): Een subsidie van de overheid voor particulieren en bedrijven die investeren in duurzame energie, zoals een warmtepomp of zonneboiler.

GreenDeal: Een overeenkomst tussen de overheid en bedrijven om de energie-efficiëntie te verbeteren en het gebruik van duurzame energie te stimuleren.

Energiebesparingsfonds (EBF): Een fonds waaruit leningen verstrekt worden aan woningeigenaren voor het nemen van energiebesparende maatregelen.

Energiebesparingsverkenner: Een online tool waarmee woningeigenaren kunnen berekenen hoeveel energie ze kunnen besparen en hoeveel dat kost.

Energiecoach: Een persoon die woningeigenaren helpt met het nemen van energiebesparende maatregelen en het verlagen van het energieverbruik.

Warmtebeeldcamera: Een camera waarmee warmteverlies in een woning zichtbaar gemaakt kan worden.

Energieprestatievergoeding (EPV): Een vergoeding die huurders betalen voor energiebesparende maatregelen die de verhuurder heeft genomen.

Trias Energetica: Een model dat aangeeft op welke manier energiebesparende maatregelen genomen kunnen worden: 1) Beperk energieverbruik; 2) Gebruik duurzame energiebronnen; 3) Gebruik efficiënte fossiele energiebronnen.

Energiebesparingsrichtlijn (EPBD): Een Europese richtlijn die voorschrijft dat alle lidstaten een systeem van energielabels en energieprestatiecertificaten moeten invoeren.

Energiemonitoring: Het monitoren van het energieverbruik van een woning. Dit kan bijdragen aan het bewustzijn van het energieverbruik en aan het nemen van energiebesparende maatregelen.

Nul-op-de-meter (NOM): Een woning waarbij de energieopwekking gelijk is aan het energieverbruik. De woning is dus energieneutraal.

Duurzaamheidscertificaat: Een certificaat dat aangeeft in hoeverre een woning duurzaam is, op basis van criteria zoals energiezuinigheid, materiaalgebruik en CO2-uitstoot.

Zonne-energie: Energie die opgewekt wordt door middel van zonnepanelen, die zonlicht omzetten in elektriciteit.

Zonnepanelen: Platen die zonne-energie omzetten in elektriciteit. Door het plaatsen van zonnepanelen op het dak van een woning kan deze zelfvoorzienend worden in de energiebehoefte.

Energieprestatiecertificaat (EPC): Een certificaat dat aangeeft hoe energiezuinig een woning is. Dit certificaat is verplicht bij nieuwbouwwoningen.

Energiezuinig: Een woning of apparaat dat weinig energie verbruikt.

Energieprestatieadvies (EPA): Een adviesrapport dat aangeeft op welke manier een woning energiezuiniger gemaakt kan worden.

CO2-uitstoot: De hoeveelheid CO2 die vrijkomt bij het gebruik van fossiele brandstoffen zoals gas, olie en steenkool. CO2 is een broeikasgas dat bijdraagt aan klimaatverandering.

Energie-index: Een getal dat aangeeft hoe energiezuinig een woning is. De energie-index wordt berekend op basis van het energieverbruik en de eigenschappen van de woning.

Energiebesparende maatregelen: Maatregelen die genomen kunnen worden om het energieverbruik van een woning te verlagen, zoals het isoleren van de woning of het plaatsen van zonnepanelen.

Energieleverancier: Het bedrijf dat energie levert aan een woning of bedrijf.

Netbeheerder: Het bedrijf dat verantwoordelijk is voor het beheer van het energienetwerk, het transport van energie en de aansluiting van woningen en bedrijven op het netwerk.

Thermische isolatie: Het aanbrengen van isolatiemateriaal in de woning om warmteverlies te voorkomen.

Warmtepomp: Een apparaat dat warmte uit de buitenlucht of de bodem haalt en deze gebruikt voor de verwarming van de woning.

Warmtenet: Een netwerk van leidingen waarin warm water wordt getransporteerd voor de verwarming van woningen en gebouwen.

Energielabeladviseur: Een specialist die een woning inspecteert en een energielabel opstelt.

Energiebesparingsplan: Een plan waarin beschreven staat welke maatregelen genomen kunnen worden om het energieverbruik van een woning te verlagen.

Dubbel glas: Glas dat uit twee lagen bestaat met daartussen een isolerende laag. Dubbel glas voorkomt warmteverlies en verhoogt de isolatiewaarde van een woning.

Spouwmuurisolatie: Het aanbrengen van isolatiemateriaal in de ruimte tussen de binnen- en buitenmuur van een woning.

Vloerisolatie: Het aanbrengen van isolatiemateriaal onder de vloer om warmteverlies via de vloer te voorkomen.

Dakisolatie: Het aanbrengen van isolatiemateriaal op of onder het dak om warmteverlies via het dak te voorkomen.

Energiebesparing: Het verminderen van het energieverbruik door het nemen van maatregelen om energie efficiënter te gebruiken of door gebruik te maken van duurzame energiebronnen. Energiebesparing kan zorgen voor een lagere energierekening en een beter milieu.

Energieprestatie: De mate waarin een woning of gebouw in staat is om energie efficiënt te gebruiken en te besparen.

Verwarming: Het proces waarbij warmte wordt gegenereerd en verspreid in de woning om de gewenste temperatuur te bereiken.

Ventilatie: Het proces waarbij verse lucht van buiten naar binnen wordt gebracht en vervuilde lucht wordt afgevoerd. Goede ventilatie is belangrijk voor een gezond binnenklimaat en voorkomt vochtproblemen en schimmelvorming.

Rendement: De verhouding tussen de opbrengst en de investering van een bepaalde maatregel of apparaat. Hoe hoger het rendement, hoe efficiënter de maatregel of het apparaat.

Energiebelasting: Een belasting die wordt geheven op het verbruik van energie. Het doel van de energiebelasting is om het gebruik van fossiele brandstoffen te ontmoedigen en te stimuleren om energie te besparen.

Green deal: Een overeenkomst tussen de overheid en bedrijven om samen te werken aan duurzame doelstellingen en de vermindering van CO2-uitstoot.

Klimaatneutraal: Een situatie waarbij de uitstoot van CO2 volledig gecompenseerd wordt door duurzame energiebronnen en andere maatregelen.

Energiecoach: Een persoon die bewoners helpt om energie te besparen en duurzamer te leven.

Energietransitie: De overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen, zoals zonne-energie en windenergie.

Circulaire economie: Een economisch model waarin producten en grondstoffen hergebruikt worden, zodat er geen afval meer ontstaat en er minder grondstoffen verbruikt worden. Dit kan bijdragen aan een duurzame samenleving en vermindering van de CO2-uitstoot.

Duurzame energiebronnen: Energiebronnen die niet uitgeput raken en geen schade toebrengen aan het milieu, zoals zonne-energie, windenergie en waterkracht.

Trias Energetica: Een methode om energie te besparen door eerst te kijken naar energiebesparing, vervolgens gebruik te maken van duurzame energiebronnen en tot slot fossiele brandstoffen te gebruiken die zo efficiënt mogelijk worden ingezet.

Warmtebeeldcamera: Een camera die warmteverschillen zichtbaar maakt en gebruikt kan worden om warmtelekken in een woning op te sporen.

Energiezuinige verlichting: Verlichting die weinig energie verbruikt, zoals LED-verlichting. Energiezuinige verlichting kan bijdragen aan een lager energieverbruik en lagere energiekosten.

Zonneboiler: Een systeem dat gebruik maakt van zonne-energie om water te verwarmen. Een zonneboiler kan bijdragen aan een lager energieverbruik en lagere energiekosten.

Energieopslag: Het opslaan van energie die opgewekt is door duurzame energiebronnen, zodat deze op een later moment gebruikt kan worden.

Zonnepanelen: Panelen die zonne-energie omzetten in elektriciteit. Zonnepanelen kunnen bijdragen aan een lager energieverbruik en lagere energiekosten.

Energiecoöperatie: Een groep mensen die gezamenlijk investeert in duurzame energieprojecten, zoals zonnepanelen of windmolens.

Klimaatadaptatie: Maatregelen om ons aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals het verminderen van de gevolgen van hittegolven en wateroverlast.

Energiedisplay: Een display dat het energieverbruik inzichtelijk maakt voor bewoners, zodat zij bewuster om kunnen gaan met energie en energie kunnen besparen.

Warmtepomp: Een apparaat dat warmte onttrekt aan de buitenlucht, grondwater of bodem en deze gebruikt om een woning te verwarmen. Een warmtepomp kan bijdragen aan een lager energieverbruik en lagere energiekosten.

Energiebespaarlening: Een lening waarmee bewoners energiebesparende maatregelen kunnen financieren, zoals isolatie of zonnepanelen.

Labelsprong: Het verbeteren van het energielabel van een woning, bijvoorbeeld van label D naar label B. Een labelsprong kan gerealiseerd worden door energiebesparende maatregelen te nemen.

Energieneutraal: Een situatie waarbij een woning of gebouw net zoveel energie opwekt als dat het verbruikt.

CO2-footprint: De totale hoeveelheid CO2 die vrijkomt bij het productieproces, gebruik en transport van een product of dienst.

Klimaatmitigatie: Maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, zoals het gebruik van duurzame energiebronnen en energiebesparende maatregelen.

Energiescan: Een onderzoek naar de energiezuinigheid van een woning of gebouw, waarbij wordt gekeken naar het energieverbruik, de isolatie en de ventilatie.